1914-1918: Oostende is bezet door de Duitsers. Vissersfamilies leven in diepe armoede door een visserijverbod. Dochters en vrouwen prostitueren zich om den brode bij de Duitse soldaten in het Militair Hospitaal. In november 1918 nemen ze massaal de vlucht naar Duitsland.
Lees het schrijnende verhaal van de Asteblieftmädchen van Oostende…

Oostende in de Eerste Wereldoorlog, een stad met twee gezichten. Het mondaine westelijke stadsdeel met het station en het casino-kursaal beleeft de nadagen van de Belle Époque. In de chique hotels verlustigen Duitse officieren zich aan zeebanketten en champagne. Op de Oosteroeverdaarentegen in de schaduw van de vuurtoren ligt een arm vissersgehucht, een achtergebleven wijk waar de verpauperde onderlaag van de bevolking leeft: dit gehucht, de vuurtorenwijk, draagt de weinig flaterende bijnaam ’t Negergat.

Oostende is voor de Duitsers strategisch gezien een belangrijke haven. Torpedoboten en onderzeeërs, de gevreesde U-boten, hebben hier een basis. Om de haven te beschermen tegen een eventuele Engelse aanval vanop zee is er een visserijverbod ingesteld voor de Oostendse vissers. Vooral de bewoners van ’t Negergat zijn het slachtoffer van deze maatregel. Geen visserij betekent immers geen inkomen voor de vaak kroostrijke arme gezinnen.


In deze buurt ligt een militair hospitaal waar gewonde en zieke Duitse soldaten herstellen of gewoon op verlof komen. In het oorlogsdagboek van Oostendenaar Charles Castelein lezen we: “Den 17 october 1914 komen de eerste deutsche matrozen aan en trekken naar het militaire hospitaal in den duinen. Er waren er zoowat 300.”
Kinderprostitutie
Heel wat meisjes uit vissersfamilies die getroffen zijn door de gedwongen werkloosheid, komen hier bedelen en bieden hun lichaam aan, letterlijk om den brode. Met een half brood zijn ze al tevreden. Jonge meisjes, soms niet ouder dan twaalf – er is één geval gekend van een hoertje van tien jaar! – worden vergezeld door oudere zussen, hun moeder, zelfs hun grootmoeder. Hele families proberen zo een centje of een boterham bij te verdienen. Omwille van hun gesmeek en gebedel worden ze door de soldaten asteblieftmädchen genoemd.

Dat leidt vaak tot ongewenste zwangerschappen wat ook blijkt uit de doopregisters van de plaatselijke parochies. Het aantal onwettige kinderen, geboren buiten een huwelijk, stijgt in Oostende tussen 1913 en 1918 van 10% naar méér dan 25%, m.a.w. op het einde van de oorlog is één kind op vier onwettig. Natuurlijk worden veel van die zwangerschappen ook geaborteerd in de Lazaretten of elders.
Die ongewenste zwangerschappen vormen in eerste instantie een probleem voor de meisjes, niet voor de soldaten. Die hebben meer oog voor hun gezondheid en hygiëne. Uit vrees voor syfilis en andere venerische ziektes hanteren de Duitsers strenge medische controles. In de Sanitätskammermoeten soldaten zich wassen en ontsmetten, voor én na een bezoek aan de meisjes van plezier. Ook de vrouwen zelf worden onderworpen aan controles.
“De vrouwen gaan met de deutsche om alsof het hun beste vrienden zijn bij zoover dat de deutsche overheid er moet tusschen komen en dat er velen van hen tweemaal per week den dinsdag en vrijdag in het huis van dokteur Vanmaele een geneeskundig onderzoek moeten ondergaan. Van het kwartier van den Vuurtoren zijn er het meest.” (dagboek Castelein)

Adamskostuum
De prostitutie is maar één van de vele verzetjes waarvan de Duitse soldaten tijdens hun verlof kunnen genieten. “Men zou van veel soldaten niet zeggen dat het oorlog is als men ze ziet. De eenen gaan voetbal spelen, de ander gaan bootje roeien. Anderen gaan visschen met kruisnetten of op het strand garnaal kruien, dan in de Kapellestraat groot consert in al de café, piano, viool musique al door de marine soldaten.” (dagboek Castelein)
De soldaten genieten ook van zwempartijtjes in zee. Niet iedereen is opgezet met de naakt zwemmende Duitsers: “Meestendeels gebeurde het baden in Adamskostuum, terwijl er kinderen en jonge meisjes waren… of wandelen op den dijk! … Men is aan veel gewoon in eene badstad als Oostende, maar de verregaande schaamteloosheid der Duitschers werd zeer hevig gehekeld.” (Oostende onder de Duitsche bezetting van A. Elleboudt & G. Lefèvre)

Wapenstilstand
Wanneer de oorlog ten einde loopt, verdwijnen de Duitse soldaten met de noorderzon, hun Oostendse liefjes achterlatend, soms met een Duits liefdeskind. Hierover lezen we: “Er werden toneelen afgespeeld die nu juist niet ten voordeele pleiten van de mentaliteit der vrouwelijke bevolking op de Vuurtorenwijk. Vele vrouwen, waaronder enkelen met een kind op den arm, stonden weenend afscheid te nemen van Duitsche werklieden.”(Elleboudt & Lefèvre)
De soldatenmeisjes worden gezien als immorele ‘plichtvergeten vrouwen die door hun afschuwelijk gedrag hun huisgezin door het vuile slijk en modder van ontucht en wangedrag sleuren’, dit in tegenstelling tot zichzelf opofferende verpleegsters à la Florence Nightingale. Dat de arme meisjes zich dikwijls ook opofferen uit economische noodzaak ten voordele van hun gezinsleden, wordt vergeten.
Tientallen van deze asteblieftmädchen worden op 6 november 1918 aan het stadhuis bijeengedreven en mishandeld door een meute woedende Oostendenaren die na 4 jaar oorlogsellende eindelijk hun anti-Duitse gevoelens kunnen botvieren.
“Er worden ook vele vrouwen aangehouden die met den duits in nauwe betrekking stonden en per auto naar Brugge gevoerd. Ze worden opgeladen aan het Stadhuis en krijgen nog al wel slagen van de menigte en worden uitgejouwdt.” (dagboek Castelein)

Op de vlucht
In het zog van de vluchtende soldaten nemen grote groepen asteblieftmädchen ook de wijk naar Duitsland, uit angst voor represailles. Waarschijnlijk kunnen ze per trein ontkomen tot in het Rijnland. “Een driehonderdtal vrouwen, een schoone kuisch, verlieten de stad om elders, wellicht in Duitschland, hun eerloos bedrijf te gaan voortzetten.” (Elleboudt & Lefèvre)
Ze komen terecht in een ontwricht land. Maar daar worden ze niet met open armen ontvangen, wel integendeel. Zedeloze marginale meisjes, soms zwanger, uit het verre Oostende. Daar zitten de Duitsers niet op te wachten. Zeker ook niet de soldaten, van wie heel wat verloofd of zelfs getrouwd zijn. Die hebben al helemaal geen boodschap aan een zwanger Vlaamse oorlogsliefje dat plots op hun drempel verschijnt.

Wat gebeurt er met de asteblieftmädchen? Sommigen onder hen trouwen met weduwnaars. Anderen worden ondergebracht in kloosters om te bevallen van hun ‘onwettige’ kinderen. Er zijn er ook die in de prostitutie hun heil zoeken. Er zijn namen bekend van Vlaamse meisjes in de rosse buurt van Hamburg. Nog anderen komen nadien terug naar België en proberen een nieuwe leven op te bouwen. Maar de meesten verdwijnen in de rafelranden van de geschiedenis.
Af en toe, heel toevallig, duikt zo’n asteblieftmädchen op. Schrijfster en lerares Kathelijn Vervarcke doet onderzoek naar de asteblieftmädchen en toen ze hierover vertelde aan haar leerlingen op school, repliceerde een jongere: “Mijn overgrootmoeder was zo’n meiske. Zij is na de oorlog weggevlucht en in de jaren ’20 teruggekeerd om een café uit te baten in Oostende.”
Wie gelijkaardige verhalen kent, kan die altijd melden aan curiosa@canvas.be. Wij spelen ze dan graag door aan Kathelijn Vervarcke.
Dank
Met dank aan Kathelijn Vervarcke voor de inlichtingen en het Stadsarchief van Oostende voor de foto’s.

Een eigenzinnige selectie uit de artikels op canvas.be: verhalen met een twist, raadselachtige geschiedenissen, boeiende, soms bizarre wetenswaardigheden uit de wereld van kunst, cultuur en wetenschap.