Bron
‘Een kind van 16, kogel door de kop. En dat jonge hart dat maar blijft kloppen’
Reginald Moreels is net terug van een missie als oorlogschirurg in Mosul. De gruwel is met geen woorden te beschrijven. En toch praat hij. Al was het om de intolerantie aan het thuisfront te bezweren. ‘Haat ontmenselijkt. Het is een existentieel gevaar voor onze samenleving.’
Hij is kapot, zegt hij.
We zitten in een Oostendse brasserie, waar garnaalkroketten, ijscoupes en Leffes worden aangerukt. Een cadans van lichtvoetigheid, die rauw afsteekt bij wat er zich afspeelt op het netvlies van de man die tegenover me zit. Anderhalve dag geleden zat Reginald Moreels nog aan het front in het Iraakse Mosul. Het is onwezenlijk, voor mij, al helemaal voor hem.
Hij zit wat in elkaar gedoken op de bank, het hoofd diep tussen de schouders. Zijn donkerblauwe regenjas zal hij twee uur lang aanhouden. De cola op tafel blijft nagenoeg onaangeroerd. Hij overschouwt de zaak, de blik gericht op een punt ergens in de verte. Wanneer plots glas rinkelt en een man flauwvalt bij een tafeltje wat verderop, veert hij recht. ‘Het is niets’, zegt hij dan. ‘Niet ernstig.’
‘Die lege blik van die kinderen. Alsof hun bewustzijn gestopt is toen ze de boel zagen ontploffen. Dat zijn taferelen waarvan ik… Als je daar niet gevoelig voor bent, moet je niet meer vertrekken’
Hij verkiest de stilte, maar hij wil ook praten, getuigen over wat hij heeft gezien. Na een bewogen leven als chirurg, medeoprichter van Artsen Zonder Grenzen België en minister van Ontwikkelingssamenwerking koos Reginald Moreels (67) als epiloog opnieuw voor de hardst mogelijke opdracht: humanitair chirurg in conflictgebieden. Hij is net terug van een missie van zeven weken in het door IS bezette Mosul. In juli vertrekt hij voor een zending naar Jemen.
Af en toe vallen de woorden weg. Dan ziet hij de beelden van de onpeilbare gruwel. ‘Een vader komt binnen in onze compound. Zijn huis is ontploft bij een zelfmoordaanslag. Zijn vrouw en twee dochters liggen begraven onder het puin. De man, onder het bloed, duwt zijn zoon in onze handen. “Please save my son.” Zo gaat het de hele tijd door. Mensen van wie bijna de hele familie is uitgemoord. Kinderen!’
Je krijgt die beelden niet uit je hoofd, zegt hij. ‘Een kind van 16, gevonden op straat. Een kogel door de kop. Maar het hart klopt nog. Wat doe je? Je zit daar met dat kind in een tent. Machteloos. De verpleegster kon het niet meer aanzien. Ik liet haar naar buiten gaan om te wenen. Zelf ben ik gebleven. Stil. Bijna biddend. Een jong leven dat gaat. Het enige wat je kunt doen, is het einde bespoedigen. Dat jonge hart, dat blijft maar kloppen.’
‘Net als de nieuwe Franse president vind ik dat we ons minder moeten bemoeien met conflicten in andere culturen’
Mosul is de zwaarste zending die hij ooit heeft gedaan, zegt Moreels. ‘Dat weegt zwaarder dan hier tien jaar opereren in een ziekenhuis. Mentaal, fysiek, technisch. We werken in Hamam al-Alil, een dorp in het zuidwesten van Mosul. In 2014 riep IS in Mosul het kalifaat uit. Sinds februari slaagt de coalitie tegen IS erin delen van de stad te heroveren. Ze rukken snel op. Het oosten is al bevrijd, de strijd gaat nu om het deel ten westen van de Tigris. De oude stad met nauwe steegjes, waar gevochten wordt van deur tot deur.’
‘Wat opvalt, is hoe zwaar de mensen toegetakeld zijn. Ze hebben verschillende verwondingen tegelijk: de organen zijn kapot door granaatscherven. Ze hebben breuken en andere trauma’s door huizen die instorten. Kogelwonden van scherpschutters. Vaak hebben ze ook nog op een granaat of een landmijn getrapt. Zo erg heb ik het nog nooit gezien. In Nigeria waren het vooral messteken, in Rwanda verwondingen door machetes.’
Hebben burgeroorlogen the next level bereikt?
‘Toch wel, ja. Ze strijden met hypermoderne wapens. Enorme arsenalen aan granaten, geweren, landmijnen, drones. Wanneer mensen binnenkomen, triëren wij meteen. Groen: die kunnen nog spreken. Die worden meestal doorgestuurd naar een centrum verderop. Geel: urgent maar niet levensbedreigend. Die worden gestabiliseerd en kunnen een paar uur wachten. Ik krijg als chirurg vooral de donkerrode op tafel. Je moet alles op alles zetten om hen erdoor te sleuren.’
‘Ik weet niet of ik mijn oude dag hier wil doorbrengen, tussen al dat gezaag’
‘Zo werken we uren aan een stuk door. Af en toe een pauze voor een stuk fruit, een kop koffie of een sigaret. Er waren dagen waarop we de klok rond werkten. In het begin waren het vooral militairen die binnenkwamen, maar sinds maart bestaat zeker de helft uit vrouwen en kinderen. Ik heb daar zoveel kinderen zien ronddolen. Ondervoed, met kwetsuren. Holocaustkinderen noem ik ze. Ze hebben geen ouders meer, blijven rondhangen op straat en krijgen hier en daar een hap te eten.’
‘Weet u wat bijblijft? Die starre, lege blik van die kinderen. Alsof hun bewustzijn gestopt is op het moment dat ze de boel zagen ontploffen. Dat zijn taferelen waarvan ik…. Als je daar niet gevoelig voor bent, moet je niet meer vertrekken.’
‘Ik ben geen zuivere altruïst. Ik héb hier iets aan.’ Jimmy Kets
Went het ooit?
‘Nee. Als ik opereer, ben ik ontzettend geconcentreerd. Maar ik zie toch altijd de context. Je vraagt waar ze wonen, waar hun familie is. Als hun huis vernietigd is, stuur je hen door naar een van de vluchtelingenkampen. Het zijn geen nummers die je onder je handen hebt, maar mensen. Ze zijn van andere mensen afhankelijk om te overleven. Hun familie zit vaak nog binnen in IS-gebied. Dat zijn drama’s. Je kunt je voor dat leed immuniseren als oorlogschirurg, maar dan word je cynisch. Je moet die miserie in je opnemen, en je eigen veerkracht ontwikkelen, zodat je er zelf niet aan ten onder gaat.’
We zijn altijd een migratieregio geweest.
“Vlaanderen, zend uw zonen uit!” Maar dat denken is verstard. Drie vluchtelingen per duizend inwoners. Dat is niets!’
Ooit zat hij in een diepe crisis – zijn woestijntocht, zoals hij het zelf noemt. De posttraumatische stress van het werken in oorlogsgebieden, de ontgoocheling nadat hij werd afgeserveerd in de politiek, het ontaardde rond de eeuwwisseling in een burn-out en anorexia. ‘Maar ik ben daar sterker uit gekomen. Ik heb me eigenhandig uit die crisis getrokken, met de steun van mijn vrouw en enkele goede vrienden. Ik kan die extreme condities beter aan nu. Al heeft deze zending naar Mosul me wel een nieuwe klap gegeven.’
U komt daar niet ongeschonden van terug?
‘Natuurlijk niet. Als dat zo zou zijn, ben je ontmenselijkt.’ Hij kijkt rond. ‘Hoe surreëel is dit. Ik zit hier nu in een brasserie, te kijken naar mensen die hun pint drinken op het terras.’
Is dat van een ondraaglijke lichtheid voor u? De mensen hier beseffen amper wat daar gaande is.
Hij slikt. Zwijgt lang. ‘Ik neem hen dat niet kwalijk.’
Hoe gaat u er zelf mee om?
‘Mijn verweermiddel is vooral stilte. Die behoedt me ervoor om te veel rond te kijken op dit moment. Dat voorkomt het risico op een weerbots. Praten met mijn geliefden ook. Of gewoon samen zijn. En schrijven. Ik werk aan een essay over de vraag of de mens in wezen slecht of goed is. Dat helpt om tot rust te komen.’
Wat drijft u om telkens weer naar die hel af te zakken? U bent 67, u zou rustig kunnen gaan wandelen op de dijk.
‘Het is sterker dan mezelf. Een roep. Ik ben het soort mens dat niet kan profiteren van het leven. Waarom zou ik stoppen? Ik ben gezond, ik wens me tot mijn laatste adem zo nuttig mogelijk te maken. Maar het is geen zelfkastijding. Ik ben geen zuivere altruïst. Ik héb hier iets aan. De solidariteit, de dankbaarheid. Mijn levensfilosofie is die van het personalisme: je wordt jezelf in relatie tot de ander. Die zendingen maken mij meer mens. Al moet je daarvoor niet naar het buitenland natuurlijk.’
Is het ook het extreme dat trekt?
‘Ja, ik moet daar eerlijk in zijn. Al zoek ik minder het gevaar op dan vroeger. Artsen Zonder Grenzen hanteert strenge veiligheidsvoorschriften. Wij zijn geen cowboys. Dat is ook de reden waarom mijn vrouw me laat vertrekken. We gaan dicht bij het front, maar we zitten er niet middenin. Als je permanent in een schuilkelder zit, kun je niet werken. Maar het is niet zonder gevaar. In Syrië verbleef ik in het huis waar vijf van onze medewerkers gegijzeld zijn. Ik had een van hen kunnen zijn.’
U hebt nooit binnen de lijntjes gekleurd, ook niet als politicus. Is een fin de carrière als oorlogschirurg weer die rebel in u die speelt?
(glimlacht) ‘Misschien. Ik wil dingen doen die anderen niet doen. Dat is nog die geest van mei ’68 die erin zit. Niet toevallig is 68 het cijfer in mijn e-mailadres. Alle macht aan de verbeelding. Ik vind dat we terug moeten naar het anarchistische denken. De regels in vraag stellen. We leven in een dictatuur van de regels. Ik erger me daaraan, met de jaren meer. Alles is zwart of wit. Dat dogmatisch denken maakt ons ongenuanceerd. Dan word je per definitie intolerant.’
‘Maar er is ook een pragmatische reden waarom ik blijf gaan. Wij zijn de laatste generatie chirurgen die de oorlogschirurgie nog beheersen. Mijn oudste dochter is ook chirurg. Die jonge artsen zijn supergespecialiseerd, ze hebben niet meer alles in de vingers. Ik heb alles geopereerd wat te opereren valt aan een lichaam. Nu beschouw ik het als mijn plicht die kennis door te geven.’
Hij lenigt een nood. Maar hij is ook een van de weinigen die uit eerste hand getuigenissen hoort over het leven onder IS. ‘De verhalen zijn weerzinwekkend. De mensen die ontsnappen uit West-Mosul zeggen dat ze afzien. Ze worden uitgehongerd. Drinkbaar water is schaars. Ze zitten gevangen, afgesloten van elke vorm van communicatie. Vroeger was Mosul een welvarende handelsstad, de tweede na Bagdad. De mensen waren opgeleid, ze hadden goede ziekenhuizen. Daar blijft niets van over. Ze leven onder strenge theocratische regels, elke wetenschappelijke vooruitgang wordt gefnuikt. Je wordt voortdurend in de gaten gehouden. Het is de hel. Maar de verlossing blijkt een nog grotere hel te zijn. Bombardementen, hele groepen dood of op de vlucht.’
Waar eindigt dit? Ziet u een oplossing?
‘Als je naar de geschiedenis kijkt, besef je wat voor kluwen het is. Het streven naar een kalifaat gaat terug tot de Moslimbroeders die in Egypte opstonden na de val van het Ottomaanse rijk en de willekeurige opdeling van het Midden-Oosten tussen Fransen en Britten na de Eerste Wereldoorlog. Daar liggen de wortels van het huidige terrorisme. Los daarvan moet je weten dat de bevolking van Mosul niet homogeen is: soennieten, sjiieten, Koerden, Turkmenen, Jezidi’s. Allemaal met hun eigen belangen. Nu vechten ze samen tegen IS, maar de echte strijd om de macht komt daarna, wanneer IS verslagen is. Dat wordt nog hard en complex. Op de terugweg naar de luchthaven passeerde ik enkele dagen geleden een christelijk dorp dat volledig was uitgebrand. Minderheden worden er amper gerespecteerd.’
Ondertussen groeien honderdduizenden kinderen op met oorlogstrauma’s. Ze krijgen amper onderwijs. Welke stempel zal dat drukken?
‘Dat wordt een bom onder die samenleving. Als een oude bok als ik al zo diep geraakt is, wat moet dat zijn voor een kind dat zijn huis op zijn hoofd kreeg en zijn moeder zag sterven? Je komt daar niet ongedeerd uit. We zijn ons te weinig bewust van die psychologische schade. Ze hebben de haat gezien tussen mensen van hun eigen origine. Dat soort burgeroorlogen zijn altijd de wreedste: er zijn geen regels meer. Het ene moment hebben ze nog een normaal leven. En dan plots die wreedheden. Door de weerzin die naar boven komt, worden gewone mensen potentiële moordenaars. Dat verontrust mij het meest: hoe een vredevol burger zo snel kan vervellen tot een moordmachine.’
België maakt deel uit van de internationale coalitie tegen IS. Iets wat u ten stelligste afkeurt.
‘Als humanitair werker die de gevolgen van de bombardementen op het terrein opkuist, kun je niet verwachten dat ik geweld verdedig.’
Als we niet mogen bombarderen, wat moeten we dan doen? Toekijken?
‘Net als de nieuwe Franse president Emmanuel Macron vind ik dat we ons minder moeten bemoeien met conflicten in andere culturen. We moeten alleen tussenbeide komen bij genocide of massale schendingen van de mensenrechten.’
Is dat laatste niet precies wat in Syrië en Irak gebeurt?
‘Nee. In elke oorlog worden mensenrechten geschonden. Ondanks de vele doden kun je hier niet spreken over een systematische afslachting van een bepaalde groep. De strijd concentreert zich in een aantal steden. Wat wij moeten doen, is massaal inzetten op diplomatie. Het gesprek pushen, door koppen bij elkaar te zetten. Door druk uit te oefenen op Poetin en Assad. Daar ontlopen we onze historische verantwoordelijkheid.’
Er is ook die andere plicht die we niet nakomen, tegenover de vluchtelingen. ‘Ik ben beschaamd om Europeaan te zijn’, schreef u eerder.
‘Daar blijf ik bij. We zijn altijd een migratieregio geweest. “Vlaanderen, zend uw zonen uit!” Maar dat denken is verstard. Drie vluchtelingen per duizend inwoners. Dat is niets! Ziet u de straten vollopen met vluchtelingen? En hoe behandelen we hen die hier wel zijn? Als je een vreemde smoel hebt, word je benaderd door de politie. Het beloofde land is een illusie. Als je wilt werken, moet je zowat de illegaliteit in. Dat is die vernedering, die op den duur leidt tot haat. Wat had je gedacht?’
Ziet u nog ergens in Europa een ruimhartig asielbeleid? Zelfs Merkel komt op haar stappen terug.
‘Dat doet ze niet echt. Ondanks haar verkiezingsnederlaag veranderde ze niet van koers. Ze was bereid die prijs te betalen. Dat zou ik hier nog weleens willen zien. Ik verwacht ook veel van Macron. Het migratievraagstuk is een van zijn prioriteiten.’
Verandert er iets in Europa met de komst van Macron?
‘Ik hoop dat Europa onder invloed van Merkel en Macron eindelijk werk gaat maken van een degelijk asielbeleid. Wat kan werken is het volgende: quota opstellen en die effectief naleven. Grote agentschappen opzetten in transitlanden als Turkije en Libië, waar Europese ambtenaren aanvragen verwerken. Het humanitair recht verplicht ons die oorlogsvluchtelingen op te nemen. Tijdelijk hé, dat moet geen definitief asiel zijn. Ik kan de Vlamingen daarover geruststellen: de meeste mensen die ik in Mosul heb gezien, willen vooral daar in de buurt blijven. Ze willen zich hier niet massaal settelen. En voor wie hier wel iets uitbouwt: daar is niets mis mee. Bon, voor hen die groen licht krijgen, organiseer je behoorlijk transport. En tot slot richt je een taskforce op die ervoor zorgt dat niemand nog verdrinkt in de Middellandse Zee.’
Wat deed het u om Theo Francken te horen zeggen dat AZG onder één hoedje speelt met mensensmokkelaars door drenkelingen op te vissen?
‘Ik word daar lastig van. Het verbaast me dat te horen van iemand die men prijst om zijn grote dossierkennis. Het is een van de meest ongelukkige uitspraken die een politicus in die functie kan doen. Cafépraat, tot daar. Maar als híj zoiets zegt, is dat niet onschuldig.’
Hij is de populairste politicus van het land. Hij vertolkt het buikgevoel van veel Vlamingen.
‘U vroeg waarom ik zo graag vertrek. Hier is een deel van het antwoord. Ik vind het onaangenaam in zo’n verzuurde maatschappij te leven. Altijd weer die middelvinger. Dat geklaag. Ik kan daar niet meer tegen. Mijn kleinkinderen weten dat ook, dat ze daar bij pappie niet mee moeten afkomen. De mensen zijn hyperverwend, en nog doen ze moeilijk over alles. Ik weet dat sommigen me dit kwalijk zullen nemen, maar ik weet niet of ik hier mijn oude dag wil doorbrengen, tussen al dat gezaag.’
Vindt u dat politici te weinig tegen die grondstroom ingaan?
‘Ik zie geen verlichte beleidsmensen meer zoals Spaak, Martens, Dehaene of Van Rompuy. De huidige generatie is te veel gericht op electoraal gewin. Natuurlijk is elke politicus daarmee bezig, dat is geen schande. Maar af en toe moet je de tegenstroom op gang kunnen brengen. Zoals Macron. Ik vroeg me zondagavond af wie dat hier zou kunnen, uit het niets, tegen de particratie in. Was het twintig jaar eerder geweest, ik zou er zelf over nagedacht hebben.’
Meent u dat?
‘Waarom niet? Ik weet ook: je moet er een ego voor hebben, een zekere hovaardigheid, ambitie, een zak geld. Maar die man is vooral briljant. Hij heeft nagedacht over het leven, hij heeft zinvolle ideeën. Je moet het maar klaarspelen, op die korte tijd in zo een verzuurd land. Niet toevallig staat fraternité, broederlijkheid, bij hem voorop. Dit zal verder uitdijen. Over twintig, dertig jaar is het met de traditionele partijen gedaan. Alleen moeten de burgerbewegingen coalities smeden om een grote stroming te worden. Ik heb het hier ook over in mijn essay. Ik geloof in de mogelijkheden van de ethocratie, waar de ethiek centraal staat. Waar alle wetten en normen refereren aan de waarden van de verantwoordelijke vrijheid, non-discriminatie en het respect voor wie anders is en denkt. Die omwenteling is niet alleen wenselijk, maar noodzakelijk. Onze maatschappij zit ethisch in verval. Onze beschaving gaat eraan kapot.’
Hoe bedoelt u dat?
‘Europa is een luxueus laboratorium van vrede. Een monetair al bij al performante eenheid met de euro. Economisch hebben we alles om een zwaargewicht te zijn, maar qua gastvrijheid en ethische waarden zijn we een niemandsland. Het is hier goed om te leven, minder goed om samen te leven. In een echte democratie gaat vrijheid samen met verantwoordelijkheid. Is er een evenwicht tussen rechten en plichten. Dat stadium hebben we nog niet bereikt. We vinden dat we recht hebben op van alles, maar duwen de plichten liever weg.’
Hij glimlacht. ‘Ik wil niet de moraalridder uithangen. Maar ethiek is wel het belangrijkste woord in mijn leven geworden. Moraal die zich bevrijd heeft van het moralisme. De eeuwige zoektocht naar zingeving, zoals geloof voor mij de eeuwige twijfel is. Ik ben nu op een leeftijd waarop ik me afvraag: is de mens slecht of goed?’
Hebt u al een antwoord op die vraag?
‘Als je net terug bent uit Mosul, is het antwoord eenvoudig. Dan ben je ervan overtuigd dat de mens wezenlijk slecht is. En toch geloof ik dat niet. Omdat ik ook gezien heb hoe solidariteit tegengif biedt aan zoveel ellende. De mens kan met zijn ratio intentioneel goed of slecht doen. Wat mij het meest aangrijpt, is hoe snel we in een context van geweld overspringen van de ene natuur op de andere. Haat ontmenselijkt. Het is een existentieel gevaar voor onze samenleving.’
Wat neemt u daarvan mee voor uzelf?
‘Dat ik daartegen moet vechten. Ik probeer niet de weg van de haat op te gaan wanneer iemand mij vernedert of kwetst. Het is niet eenvoudig, maar iedereen zou moeten proberen die oefening te maken. Er zijn genoeg mensen die die veerkracht in zich hebben. Het probleem is dat mensen lui zijn, ook intellectueel en spiritueel. In je eigen gelijk blijven hangen, is veel makkelijker.’